Wim Davidse, eigenaar Dzjeng
“Flexwerken met de goede intentie geeft energie in het bedrijf”
Wim Davidse, eigenaar Dzjeng
Zeist,
15
november
2017
|
11:55
Europe/Amsterdam

“Flexwerken met de goede intentie geeft energie in het bedrijf”

“De huidige tijd is er een van co-individualisering. Het lijkt paradoxaal, we willen heel erg individualiseren, maar ook heel erg samen. Dit is een trend die ook bepalend is voor de arbeidsbemiddeling van de toekomst. Dat staat wat mij betreft los van generaties. Want wat nu gezegd wordt over de millennials, werd 15 jaar geleden ook gezegd over generatie Y. Ik ben ervan overtuigd dat iedereen streeft naar autonomie, zelfontplooiing, mooie projecten en betekenis. Of je nou 15, 35 of 50 bent. Want gaat het nu over generatie of over mentaliteit?”

Wim Davidse ziet veel bedrijven worstelen met de vraag of ze jongere medewerkers als aparte groep moeten benaderen of juist moeten integreren in de bestaande organisatie. Met het gevaar dat ze vervolgens opgaan in de oude cultuur. “Ik denk dat het zaak is om werknemers van alle generaties te behandelen op een manier die bij de nieuwe tijd past”, aldus Davidse. “Ook de 45-plusser wil creatieve en uitdagende dingen doen, hooguit op een andere manier. Ik gebruik graag ASML als voorbeeld. Zij hebben een enorm flexibele schil en zijn tegelijkertijd populair als werkgever, dus blijkbaar kan dat prima samengaan. Daarin lopen leeftijden en achtergronden door elkaar, waarbij ASML continu denkt vanuit het perspectief van goed werkgeverschap, of zoals ik dat noem: ‘aanstekelijk werkgeverschap’. Dat helpt hen zeventig nationaliteiten te verbinden.”

Dergelijke vernieuwende manieren van werken, ziet Davidse ook in de arbeidsbemiddeling in toenemende mate ontstaan. “TMC is een voorbeeld van een specialistische arbeidsbemiddelaar in de regio Brainport”, vertelt hij. “Zij zijn in 2000 opgericht. Hun focus ligt op de kandidaat, daarna pas op de opdrachtgever. Zij bieden de propositie ‘werkondernemerschap’ met een inspirerende omgeving waarin veel kennis wordt gedeeld en alles in het teken staat van boeien en binden. De beste kandidaten komen daarop af en in hun kielzog de opdrachtgevers. Ik ben ervan overtuigd dat als flexwerken met de goede intentie wordt ingezet, dit energie in het bedrijf geeft. Helaas is dat nu nog niet de cultuur in brede lagen van de sector. Bij veel werkgevers en bemiddelaars gebeurt nog te weinig. Sinds pakweg 2011 zie je een belangrijke tweedeling ontstaan met de enorme groei van de flexschil. Bij hoogopgeleiden zie je flex groeien in de vorm van zzp-achtige constructies. Bij de laagopgeleiden als oproep- en invalkracht of uitzendkracht. Voor die laatste groep willen opdrachtgevers steeds minder marge betalen, maar het is juist de groep waar veel van de uitzendbureaus op zijn gericht. Daarom zie je veel partijen in de sector pogingen doen om op te schuiven naar hoogwaardiger marktsegmenten. In de praktijk blijkt zo’n overstap niet eenvoudig. Het vergt een nieuwe mentaliteit, cultuur en mindset. Dan is het makkelijker om blanco te beginnen en niet gehinderd te worden door de oude cultuur en kernwaarden.”

Transformatie

Zittende partijen in de sector hebben de uitdaging dat ze steeds efficiënter moeten werken om met lager wordende marges toch winstgevend te kunnen opereren. En ook al zou dat lukken: voor sommigen is het de vraag of het voldoende is. “Wanneer je als bemiddelaar heel goed bent in het bemiddelen van mensen die binnenkort vervangen worden door een robot, dan heb je een probleem”, aldus Davidse. “Werkgevers anticiperen hier al op, kijk maar naar de manier waarop backoffices van banken en verzekeraars opnieuw worden ingericht. Als tegenbeweging zie je in de uitzendsector dat grote bedrijven andere bedrijven overnemen om toegang te krijgen tot nieuwe, kansrijke product-marktcombinaties. En zich de bijbehorende competenties en cultuur eigen te maken. Bij dat laatste gaat het vaak mis. De cultuur van de kleinere organisaties die worden overgenomen, wordt gesmoord door de bestaande cultuur. Waardoor de competentie om een specifiek segment of een bepaalde kandidaten-doelgroep te bedienen uiteindelijk de nek om wordt gedraaid. Bijzonder is ook dat de totale flexmarkt ongelooflijk hard is gegroeid in de afgelopen tien jaar, maar dat de vier grootste bemiddelaars op eenzelfde omzet zijn blijven hangen. Hun marktaandeel daalt dus, net als de marges. Ik verwacht dat het deel van de markt waar de grootste vier op gericht zijn, de komende vijf jaar in omvang min of meer gelijk blijft. En deze partijen in dat segment marktleider zullen blijven, omdat ze steeds beter worden in hun bedrijfsprocessen. Maar ook dat op termijn artificial intelligence zijn weerslag gaat krijgen op ook de business van de grote partijen. Het generieke uitzendwerk zal dan verder gaan verdwijnen. Juist in de segmenten waar de vier grootste arbeidsbemiddelaars zitten, wordt hard gewerkt aan het verdringen van werknemers door digitale oplossingen. Gevolg is dat voor die delen de mismatch op de arbeidsmarkt de komende periode alleen maar groter wordt. Er zijn heel veel mensen die uit de functie vallen en die heel andere competenties nodig hebben om weer aan het werk te komen. Daar ligt een grote opdracht voor bij- en omscholing. De arbeidsbemiddelaars zouden daarin een grote rol moeten willen spelen, met de overheid als facilitator, met name financieel. Bijvoorbeeld in samenwerking met de sectorfondsen. Die initiatieven zie ik nog onvoldoende. Arbeidsbemiddelaars zouden dat proces kunnen aanjagen, zodat subsidies loskomen en opdrachtgevers gestimuleerd worden om hun aandeel te nemen. Wat daarbij helpt, is als we gezamenlijk tot een eenduidige visie kunnen komen op wat Nederland vanaf 2020 nodig heeft. Een beeld van de arbeidsmarkt dat we samen willen realiseren, zodat we onderweg geen potentieel verliezen en we voorkomen dat er mensen structureel langs de kant komen te staan.”

Nieuwe levensstijl van flex

Volgens Davidse wordt flexibel werken onderdeel van een nieuwe levensstijl, waarin je telkens weer afweegt wat je wilt gaan doen. En waarin je wordt begeleid door een bureau dat met je meedenkt over de klus van morgen, als een soort zaakwaarnemer. Voor kandidaten en opdrachtgevers. “Vooral bij hoogopgeleiden zullen bedrijven moeten nadenken hoe ze mensen aan zich kunnen binden”, stelt hij. “Minder kansrijke groepen moeten juist worden geholpen bij het vinden van een ander soort zekerheid en te accepteren dat je moet blijven leren om nieuwe dingen te kunnen doen, mee te bewegen met de veranderende omstandigheden.

De flexibilisering in de afgelopen jaren is vooral te danken aan de dienstensector. Waar in de agrarische en industriesector de productiviteit is verhoogd door mechanisering en automatisering, is dat in de dienstensector nog steeds problematisch. Versterking van de productiviteit vereist dan alert op- en afschalen van mensen. Als je niet kunt automatiseren, dan dus maar flexibiliseren. “Dat noem ik de automatiseringsimpasse”, vertelt Davidse. “Maar als dat automatiseren straks met de inzet van artificial intelligence wel lukt, zal de flexibele schil daar weer krimpen. Bedrijven weten nog niet hoe ze alles gaan automatiseren, maar weten wel dat het gaat gebeuren. Voor de betreffende werkzaamheden worden nu al geen vaste contracten meer aangeboden. Ik zeg dan ook vaak tegen bemiddelaars: ‘Zit jij nu de sterfhuisconstructie van jouw klanten te bedienen of ben je erop gericht om jouw klant de toekomst in te helpen?’ Tegelijkertijd verwacht ik dat voor het wegvallen van banen door automatisering, ook weer nieuw werk terugkomt. Bijvoorbeeld de productie van hoogwaardig maatwerk en een nieuw soort dienstverlening aan bijvoorbeeld ‘rijke’ mensen. Want customizen vraagt om mensenhanden.”

Volgens Ten Hoonte is het belangrijk om te snappen hoe de wereld verandert en waar het stabiele punt ligt. Want behoefte aan een vorm van stabiliteit zal er altijd zijn. “Flexibiliteit bestaat bij de gratie van stabiliteit. Daarbij is het zaak oog te hebben voor de lange lijnen die verbinding brengen in de samenleving”, stelt ze. “Dat zijn vraagstukken op onder meer het gebied van ethiek, privacy en veiligheid. Nieuwe antwoorden en zekerheden vragen om anders denken, buiten de klassieke modellen. Zo is bijvoorbeeld het denken vanuit een stijgende lijn in je salarisontwikkeling ook niet meer van deze tijd. Als je besluit om iets anders te doen, bijvoorbeeld een stapje terug, dan noemen we dat demotie. Terwijl het eigenlijk een stap is om je eigen ontwikkeling en inzetbaarheid ruimte te geven. En daarmee je waarde te verhogen. Zo is status ook sterk in ons leven verankerd, gericht op groei. Als je morgen verhuist van een vrijstaande villa naar een flat word je ineens anders bekeken. En ik denk dat die gedachtegang ook bij de jonge generatie standhoudt. De vraag richting toekomst is of alles op het ‘Zwitserleven’ niveau moet zijn of dat er wellicht juist ruimte zou moeten zijn om te variëren, ook in de breedte te bewegen, niet alleen naar boven. Veel nieuwe stabiliteit en zekerheid zou kunnen ontstaan door een arbeidsmarkt waar je snel kan op- en afstappen, soepel kunt versnellen of vertragen. Om een opleiding te volgen bijvoorbeeld. Dat zou passen binnen een nieuwe kijk op onderwijs en kennisontwikkeling. Het is echt niet meer zo dat je een studierichting kunt kiezen waar je in vier jaar voldoende leert om de navolgende veertig jaar vooruit te kunnen. Het is van belang om doorlopend bij te blijven en te ontwikkelen en te leren focus te hebben op wat je nog meer kunt, zodat je datgene ook kunt verzilveren. In dat kader is het natuurlijk raar dat de norm nog altijd is dat er alleen opleidingsgeld is voor ontwikkeling in de specifieke sector waar je toevallig werkt. En dat je daar alleen gebruik van kan maken als je via een werkgever op vaste contractbasis werkt.”

Volgens Ten Hoonte zullen de intermediairs richting toekomst moeten nadenken hoe ketens zich bewegen en hoe zij van waarde kunnen zijn voor mensen. En daarbij stabiliteit helpen creëren voor de werkenden. “We moeten de focus verleggen van arbeidsplanning naar het langdurig inzetbaar houden van, en werkzekerheid bieden aan mensen. “Veel mensen zijn niet meer vertegenwoordigd door de vakbond”, aldus Ten Hoonte. “Arbeidsintermediairs kunnen een nieuwe plek bieden waar mensen zich veilig voelen en waar hun rechten en plichten geborgd zijn. Zowel opdrachtgevers als intermediairs moeten toegroeien naar het idee dat de inzet van machines primair een hulpmiddel is om mensen vrij te spelen, zodat zij iets in de menselijke interactie kunnen doen. De inzet van machines zorgt niet voor onderscheidend vermogen, maar hooguit voor een efficiënter proces. En biedt bedrijven meer mentale ruimte om het onderscheidend vermogen op een andere manier in te vullen. Aan ons als intermediairs mede de taak om een omgeving te creëren die recht doet aan de werkenden in deze nieuwe context. We organiseren aanpassingsvermogen voor bedrijven en loopbanen voor mensen.”

Boilerplate

Over Wim Davidse, eigenaar Dzjeng:

Wim Davidse studeerde bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en begon zijn flex-carrière in 1998 als manager strategische marketing bij Vedior Nederland. In 1999 werd hij daarnaast bij de ABU voorzitter van de commissie Onderzoek, Economie & Voorspellingen. In 2001 werd hij lid van het MT van Vedior Personeelsdiensten en in 2006 werd hij Directeur Strategy & Marketing bij Vedior Groep Nederland. Ondertussen werd hij ook lid van het Nederland Centrum voor Sociale Innovatie (NCSI). In augustus 2008 richtte hij zijn eigen bedrijf op onder de naam Dzjeng. Hij is actief als adviseur en coach op het thema ‘Trends & Flexibele arbeid’. Sinds april 2014 is Davidse tevens hoofdredacteur van Flexmarkt magazine.

Reacties 1 - 1 (1)
Bedankt voor uw bericht.
William Korstanje
18
November
2017
Graag ontvang ik het interview en onderzoek tav flexibele arbeid