Leo Witvliet, Hoogleraar Interim Management
“Concurrentie is een waarde van een andere periode”
Leo Witvliet, Hoogleraar Interim Management
Zeist,
22
februari
2018
|
10:31
Europe/Amsterdam

“Concurrentie is een waarde van een andere periode”

“Digitalisering heeft een tweeledige impact op intermediairs in de sector arbeidsbemiddeling. Aan de ene kant raakt digitalisering direct het primaire bedrijfsproces van bemiddeling. Veel kan straks geautomatiseerd verlopen en het is de vraag wat de functie van intercedenten en locaties in de toekomst is. Anderzijds leidt de digitalisering ook tot heel andere arbeidsmarktvraagstukken. En dus een sterk veranderende klantvraag.”

Volgens Leo Witvliet zijn de klassieke modellen die de uitzendbranche vandaag de dag hanteert, gebaseerd op de liberale opvatting dat het individu verantwoordelijk is voor zijn eigen kennis, kunde en inzetbaarheid. “De basis van de business is het wegzetten van mensen”, aldus de hoogleraar. “Daarbij wordt nog onvoldoende geïnvesteerd in het wegnemen van de misfit tussen wat de veranderende markt vraagt en de individuele kandidaat aan competenties te bieden heeft. Terwijl dat in de toekomst steeds belangrijker wordt. De verschuiving van baan- naar werkzekerheid betekent dat iedere medewerker een plan B klaar moet hebben om ook in de toekomst te kunnen werken. De uitzendbureaus die hierin geen rol pakken, zullen uiteindelijk van het toneel verdwijnen. Ik zie grote uitzendbureaus die deze ontwikkeling hebben waargenomen en een beweging in gang hebben gezet. Maar het blijft lastig om een nieuw businessmodel te ontwikkelen en tegelijkertijd het klassieke model overeind te houden, omdat daar nou eenmaal de kortetermijninkomsten worden gegenereerd. Positief geformuleerd ligt er in ieder geval een enorm terrein waar de uitzendbureaus toegevoegde waarde kunnen leveren. Voor een veel grotere doelgroep dan alleen uitzendkrachten. Zij kunnen hun rol verbreden tot alle groepen van flexwerkers, inclusief bijvoorbeeld zzp’ers en mensen die werken op basis van arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur.”

Uitzendbureaus zullen steeds meer kennis moeten hebben van de noden van hun klanten en vanuit die kennis hun aanbod moeten vernieuwen. Witvliet: “Daarbij vragen opdrachtgevers steeds vaker van arbeidsbemiddelaars dat zij kennis en deskundigheid over hun specifieke bedrijf of sector ontwikkelen of in huis halen. Bedrijven willen zich in toenemende mate richten op de kernactiviteiten en alle aanpalende activiteiten outsourcen, zonder dat ze belangrijke competenties verliezen. De accountantskantoren hebben bijvoorbeeld alleen nog de accountantsspecialisten en controleleiders in huis. De rest wordt tegenwoordig extern ingehuurd. Voor uitzendbureaus gaat het dus steeds meer om het helpen organiseren van de interne flexibiliteit van een bedrijf. Dat biedt naast grote bemiddelaars in mijn ogen juist ook ruimte voor kleine, gespecialiseerde uitzendbureaus. Zij kunnen excelleren door over een specifieke sector veel kennis te ontwikkelen en die in te zetten bij het optimaal ondersteunen van de behoefte aan flexibiliteit binnen die branche.”

In de moderne arbeidsmarkt draait het volgens Witvliet voornamelijk om ‘cocreatie van work forces’. “Van de medewerker wordt verwacht dat hij zelf verantwoordelijk is voor z’n ontwikkeling en employability. Werkgevers ontdekken gelukkig in toenemende mate dat dit ook iets van hen vergt, namelijk: het aangaan van een relatie die minder vanuit de hiërarchie en meer vanuit de gezamenlijke ontwikkeling vertrekt. Er zijn steeds meer initiatieven die aan die nieuwe relatie invulling proberen te geven. Een voorbeeld hiervan is Abrona, een dienstverlener voor mensen met een verstandelijke beperking. Deze organisatie heeft samen met FMU Huisartsen en nog een aantal instellingen een coöperatie opgericht waarin ‘werkcapaciteit’ geregeld kan worden. De coöperatie bestaat naast de aangesloten instellingen uit een schil met zelfstandigen die voor alle instellingen kan opereren. De zelfstandigen kunnen er daarbij voor kiezen om samen een maatschap te vormen die door de coöperatie wordt gecontracteerd. De coöperatie zorgt dan voor de verloning en verzekerde regelingen.”

Werkt zoiets ook in een sterk competitieve sector? Witvliet: “Concurrentie is een waarde van een andere periode. Het gaat over samenwerking. Wij zitten in Nederland in een dwangneurose dat alles transparant moet. De rest van de wereld zit daar anders in. Daar moeten wij als land echt stappen in zetten. Gelukkig zie je de eerste voorbeelden daarvan. Ik ken het verhaal van een werknemer van ABN AMRO die een managementtraining volgt en tijdens die opleiding besluit over te stappen naar ING. De klassieke opvatting is dan dat er geïnvesteerd is voor de concurrent en niet zelden zijn er allerlei clausules die bepalen dat de medewerker in zo’n geval alsnog een flink deel van de opleiding zelf moet terugbetalen. ABN AMRO heeft in dit geval aangegeven dat de werknemer de opleiding gewoon mag afmaken. Met het doel om op die manier te investeren in de relatie, in de hoop dat de werknemer over een aantal jaren weer terugkomt. Inclusief al hetgeen hij in de tussentijd via de opleiding en in de praktijk heeft geleerd. Het is voor bedrijven ontzettend relevant geworden om te weten wie er voor je gewerkt hebben en met wie je in de toekomst wilt werken. Bedrijven moeten zich veel meer bekommeren om de emancipatie en de ontwikkeling van mensen. Uit gezond eigen belang. Dat is een heel andere gedachtegang dan we gewend zijn. Ook interne systemen zoals functiegebouwen in grotere organisaties passen daar niet meer bij. Dus wordt er gezocht naar andere oplossingen. Bij Lloyds bijvoorbeeld bestaat een researchinstituut waar medewerkers kunnen intekenen op projecten of specifieke vraagstukken. Passend bij hun eigen groeiplan en dus niet meer puur gerelateerd aan de functie die ze op dat moment hebben. Dat leidt ook tot een heel andere vorm van sturing. Binnen de traditionele hiërarchische structuur wordt veel op de min gestuurd van mensen, niet op de plus. Maar wat disfunctioneel is in de ene context, kan heel functioneel zijn in een andere context.”

Het verticale denken dat organisaties van oudsher hanteren, heeft er volgens Witvliet ook toe geleid dat vooral grotere bedrijven erg zwaarlijvig konden worden. “De afslankingen die we de afgelopen jaren bij die grote partijen hebben gezien, konden plaatsvinden omdat mensen geen toegevoegde waarde meer leverden. Het carrière maken in die bedrijven was gebaseerd op verticale groei en dat heeft ertoe geleid dat op het moment er geen plek was voor die verticale groei, er simpelweg een nieuwe functie wordt gecreëerd. Uit angst dat de betreffende medewerker anders zou vertrekken. Eigenlijk zou gestimuleerd moeten worden dat horizontale groei ook leidt tot bijvoorbeeld ‘meer verdienen’, omdat je er een competentie hebt bijgeleerd. De bedrijven van de toekomst zijn de bedrijven die intern het vermogen hebben om de snelheid van de externe verandering te volgen. Daarbij zal het denken vanuit het klassieke model een belangrijke showstopper zijn. Want in een wereld waar diversiteit de norm wordt, moeten bedrijven zich richten op het betekenis geven aan het verschil. En dan is de vraag of de culturele identiteit van het bedrijf snel genoeg kan schakelen. De beweging van het loslaten van uniformiteit lijkt echter definitief in gang te zijn gezet.”

Boilerplate

Over Leo Witvliet,  Hoogleraar Interim Management:

Leo Witvliet is Hoogleraar Interim Management aan de Business Universiteit Nyenrode en medeoprichter van het Instituut voor Interventiemanagement. Hij behandelt interventiekundige vraagstukken en is gesprekspartner voor bestuurders en toezichthouders. Witvliet richt zich op de flexibilisering van de arbeids- en kennismarkt en de permanente educatie voor interimmanagers en professionals.

Reacties (0)
Bedankt voor uw bericht.