Evert-Jan Velzing, docent-onderzoeker Hogeschool Utrecht
“Maatschappelijke positionering van de industrie verbeteren”
Evert-Jan Velzing, docent-onderzoeker Hogeschool Utrecht
Zeist,
29
augustus
2018
|
15:46
Europe/Amsterdam

“Maatschappelijke positionering van de industrie verbeteren”

“We zien dat er meer positieve aandacht is voor de industrie, maar het belang van de industrie wordt maatschappij-breed nog steeds niet zo onderkend als naar mijn mening zou moeten. Hoewel de partijen in de industriesector zich realiseren dat zij een belangrijke ruggengraat vormen voor economische groei en welvaart, is de industrie in de ogen van de maatschappij nog steeds niet echt top of mind.”

Evert-Jan Velzing doet vanaf 2008 onderzoek naar innovatie- en industriebeleid. Hij deed onder andere promotieonderzoek naar de wijze waarop de overheid innovatie probeert te stimuleren bij bedrijven en hoe dat innovatiebeleid voortbouwt op wetenschappelijke inzichten. Hij was van 2009 tot en met 2017 betrokken bij Stichting voor Industriebeleid en Communicatie (SIC), die twee doelstellingen voor ogen had: industriebeleid op de (politieke) agenda zetten in Nederland en de verankering ervan bij sociale partners. Daarin is veel bereikt, maar er is nog zeker werk te doen, aldus Velzing. “Kijk je bijvoorbeeld naar het onderwijs, dan zijn er inmiddels verschillende opleidingen die vanuit een passend beeld van de industrie aansluiting zoeken bij nieuwe ontwikkelingen op het vlak van ICT en hightech. Maar de meer generieke opleidingen staan daar toch echt wat verder van af. Eigenlijk wel vreemd dat er vanuit onderwijs, maar ook breder maatschappelijk, meer oog is voor bijvoorbeeld de zorgsector en dienstensector, terwijl de industrie een belangrijk fundament is om de welvaart in de toekomst in stand te houden en iets als de zorg in Nederland te kunnen blijven betalen. Daarbij komt dat andere sectoren, zoals financiële en logistieke dienstverlening, voor een groot deel afhankelijk zijn van de industrie.”

Velzing ziet de industriële sector in snel tempo veranderen. “De hightech heeft inmiddels een duidelijke positie gekregen en staat als zodanig ook veel meer op de kaart in Nederland”, stelt hij. “Tegelijkertijd zien we ook dat de traditionele industrie belangrijk blijft, bijvoorbeeld het ontwerp en de productie van werktuigbouwkundige installaties. De traditionele metaalbedrijven zien we ook heel slim niches opzoeken en wereldwijd marktleider worden. Zij leveren vaak onderdelen voor complexe systemen en machines. Vaak vergen die onderdelen in hun productie dusdanig precisiewerk, dat je dat ook wel hightech mag noemen. De traditionele metaalbewerking ontwikkelt zich dan ook al langere tijd steeds meer computergestuurd en wordt geavanceerder. Veelal gaat dat om kleinere en middelgrote bedrijven. Siemens bijvoorbeeld levert eindproducten, maar er is een hele groep middelgrote en kleine bedrijven die de onderdelen leveren en daarmee onderdeel zijn van het ecosysteem om de grotere onderneming heen.”

Als gevolg van de toegenomen complexiteit en focus op nichemarkten zien Velzing dat bedrijven steeds meer als netwerk opereren. “De producten worden nauwkeuriger, complexer en dat vraagt om een open samenwerking”, aldus de onderzoeker. “Overigens is ook dat al langere tijd aan de gang in de industrie. De industriesector is wat dat betreft een voorbeeld van open samenwerking. Als je dat vergelijkt met de bouw waar vooral wordt gesproken over prijs en partijen elkaar veelal vanuit wantrouwen tegemoet treden, dan loopt de industrie voorop. Daar wordt gewerkt en gedacht in netwerken, met toeleveranciers van toeleveranciers, waarbij engineers over en weer nauw samenwerken. Natuurlijk is prijs belangrijk, maar minstens zo belangrijk zijn de kwaliteitsaspecten, flexibiliteit, efficiency en snelheid. Dat zou best breder buiten de sector gezien en erkend mogen worden. Andere sectoren kunnen er echt nog wat van leren. Denk aan de zorg, waar in efficiency en effectiviteit nog veel te winnen is. Toch lijkt het benutten van expertise vanuit de industrie in heel andere sectoren als de zorg vooralsnog een brug te ver in Nederland. De eerste stap die we zullen moeten zetten, is het verbeteren van de maatschappelijke positionering van de industrie en het vergroten van het lerend vermogen in de sector. Want hoe ga je ervoor zorgen dat alle inzichten die opgedaan worden, zoals in fieldlabs, worden gedeeld, zodat andere bedrijven binnen de sector er ook van profiteren? Hogescholen kunnen hierbij een belangrijke ondersteunende rol vervullen, met praktijkonderzoek en een passende vertaling naar onderwijs. Daar ligt voor ons nog duidelijk ruimte.

Boilerplate

Evert-Jan Velzing is vanaf 2008 betrokken bij onderzoek naar (industriële) innovatie en innovatiebeleid. Hij werkt sinds 2016 als docent/onderzoeker aan de Hogeschool Utrecht. Tevens is hij verbonden aan het lectoraat ‘Building Future Cities’. Vanuit het electoraat doet Evert-Jan onderzoek naar onder meer de toepassing van Circulaire Economie bij (industriële) bedrijven in en om steden en onderzoek naar Urban Energy. Hij raakt daarbij verschillende onderwerpen, zoals het slimmer gebruik van materialen, samenwerking, het verbeteren van processen en logistiek en de toepassing van nieuwe kennis.

Reacties (0)
Bedankt voor uw bericht.